Parijs (Frankrijk) 1830


Catherine Labouré en de Wonderdadige Medaille
Rue du Bac, Parijs 1830


Feestdag: 28 november

De Heilige Vincentius á Paulo werd geboren op 24 april 1581 in Pouy bij Dax. Hij studeerde in Toulon, werd tot priester gewijd en behaalde in 1604 zijn baccalaureaat in de theologie. In 1612 werd hij pastoor in Clichy – Parijs. Hij legde de gelofte af zijn leven aan de armen te wijden. Samen met seculiere geestelijken stichtte hij een missiecongregatie, die zich de “lazaristen” noemde, en een vereniging van vrouwen uit de burgerij om de armen en zieken te troosten. Hieruit zijn "de Dochters van Liefde" voortgekomen. Aan de stichting van deze congregatie had Louise de Marillac een belangrijk aandeel. De Dochters van Liefde leefden zonder clausuur en zonder ordekleed en gingen rond in steden en dorpen, verzorgden er zieken, bejaarden en wezen. Ze bekommerden zich om gevangenen en zorgden in de ziekenhuizen voor een georganiseerde verpleging van de zieken.

Vincent de Paul

Catherine Labouré werd op 2 mei 1806 te Fain-les-Moustiers in de Franse Côte d'Or geboren. Haar vader was boer. Het gezin Labouré bestond uit negentien kinderen. Catherine Zoe was het negende in het boerengezin. Het gezin leefde in bittere armoede. Toen Catherine 9 jaar oud was, verloor ze haar moeder. Wat deed ze toen? Ze nam het Mariabeeld van de kast en omhelsde het innig. Ze vroeg aan Maria om voortaan op aarde de plaats in te nemen van haar afwezige moeder. Op 25 januari 1818 ontving Catherine Labouré haar Eerste Heilige communie. Aanvankelijk werkte Catherine als dienstmaagd bij een welgestelde familie. In 1830 trad zij in het klooster van de Dochters van Liefde in Parijs. Vier dagen nadat Catherine in de Rue du Bac was aangekomen, vond de overbrenging van de relieken van de H. Vincentius á Paulo plaats. Deze werden overgebracht uit de Notre-Dame naar de kapel van de Lazaristen, gelegen in de Rue de Sèvres, dicht in de buurt van de Rue du Bac. Die tocht vond onder groot eerbetoon plaats. Ook Catherine was daarbij aanwezig.
Op 18 juli, op de vooravond van het feest van de Heilige Vincentius à Paulo, (die in 1609 naar Parijs was gekomen om daar de congregatie van de "Zusters van Liefde" te stichten) sprak de directrice een opwekkend woord over de devotie tot de Heilige Maagd. Ze gaf alle kloosterzusters een klein stukje linnen van het rochet, dat de Heilige Vincentius gedragen had. Catherine scheurde het stukje, dat ze gekregen had, in tweeën, en stak één van de stukjes in de mond en slikte het door. Ze deed het in de hoop, dat Vincentius genade voor haar zou verkrijgen en dat zij de Heilige Maagd zou mogen zien. Met de gedachte daaraan viel ze in slaap.

1e verschijning: 19 juli 1830

Catherine LabouréIn de nacht van 18 op 19 juli 1830 hoorde Catherine plotseling een stem roepen: "Zuster Labouré!". Ze schrok wakker en richtte zich op. Bij haar bed stond een kind van een jaar of vijf, dat een helder licht uitstraalde. Het was in het wit gekleed. Zuster Labouré, zo zei het, zou naar de kapel moeten gaan. Daar wachtte de Heilige Maagd op haar. Catherine aarzelde nog even. Ze zou de anderen wakker kunnen maken. Maar het kind zei: "Kom, het is half twaalf. Iedereen slaapt. Ga met me mee". Catherine Labouré volgde het kind en liep in het licht, dat het verspreidde. Ze gingen door de slaapzaal, maar niemand werd wakker. Daarna daalden ze de trap af naar de kapel. Het kind raakte met een vingertje het slot van de deur aan en meteen sprong het open. Catherine zag de kapel vol stralend licht. Alle kaarsen en lampen brandden. Het kind leidde de zuster naar de zetel van de directeur van de "Dochters van Liefde". Catherine knielde en wachtte. Toen zei het kind: "Ziehier de Heilige Maagd". Catherine hoorde het ruisen van zijde en zag een dame in een blauwe mantel, met een witte sluier naderen. Ze knielde voor het tabernakel, stelde zich op voor het altaar en ging op de zetel zitten. Het kind - Catherine wist nu, dat het haar beschermengel was - zei, dat ze zich aan de voeten van de dame moest werpen. In één ogenblik is zij neergeknield bij de Allerheiligste, haar handen gevouwen op Haar knieën. Dan begint een lang onderhoud van 2 uur. De H. Maagd vertelt haar, dat God haar wil belasten met een zending. Zij zal daarbij veel moeilijkheden ondervinden. De H. Maagd spreekt hier al over slechte tijden. De gehele wereld zal in verwarring raken door ongelukken van allerlei aard. Het Kruis zal worden veracht; het zal ter aarde worden geworpen. De zijde van onze Heer zal opnieuw worden geopend. Terwijl Zij dit zei, keek Ze zeer bedroefd. Bemoedigend voegde Zij er echter aan toe:

"Maar kom aan de voet van dit altaar;
daar zullen de genaden worden uitgestort
over alle personen die erom zullen vragen, groot en klein"

Over de nacht van 18 op 19 juli 1830 heeft Catherine gezegd: "Dit was het gelukkigste ogenblik van mijn leven. Ik zou onmogelijk onder woorden kunnen brengen wat ik onderging...Ik weet niet hoelang dit geduurd heeft".

2e verschijning: 27 november 1830

Op zaterdag 27 november 1830 zag Catherine de tweede verschijning van de Heilige Maagd. 's Avonds om half zes waren de zusters naar de kapel gegaan voor de meditatie. Moeder Martha las het eerste punt voor. Voor Catherine viel er plotseling een volkomen stilte. Toen hoorde ze weer het haar al bekende ruisende geluid als van zijde. Het kwam vanaf de tribune waarbij een schilderij van St. Jozef hing. Maria "stond in de ruimte", zoals Catherine het later uitdrukte. Ze was gekleed in een lichtrood gewaad, dat licht uitstraalde. Het was eenvoudig van vorm: armen en hals waren omsloten. Het gewaad had wijde mouwen. Verder droeg Maria een lange sluier, die tot haar voeten reikte. Catherine zag er een gloed van goudkleurig haar doorheen schemeren. De sluier was met kant boven het voorhoofd bevestigd. Het gezicht was dat als van een vrouw van veertig jaar. Het glimlachte, maar vertoonde een droevige trek. De ogen keken omhoog. De Heilige Maagd stond op een halve bol. In haar beide handen hield ze een kleinere bol, waarop een kruis stond. Ze bleef in de ruimte, onbeweeglijk. Alleen sloeg ze haar ogen enkele malen neer. In haar binnenste hoorde Catherine een stem: "Het is alsof ze de kleine bol de Hemelse Vader aanbiedt. De bol stelt de hele wereld voor, in het bijzonder Frankrijk en ieder persoon afzonderlijk". Maria droeg aan haar vingers ringen met glanzende stenen. Terwijl de bol verdween, schoten er uit de stenen fonkelende, waaiervormige stralen. Ze vielen in druppels neer op de halve bol, waarop de verschijning stond. Weer hoorde Catherine een stem: "Zie daar het symbool van de genade, die ik verleen aan hen, die erom vragen." Later schreef ze: "Het deed mij begrijpen hoe aangenaam het de Heilige Maagd is, als wij tot haar bidden en hoe edelmoedig zij is voor mensen, hoeveel genade zij uitdeelt aan hen, die er haar om smeken en deze met grote vreugde verstrekt. Op dat ogenblik voelde ik mij loskomen van de wereld. Bestond ik of bestond ik niet? Ik verzonk in verrukking... Ik weet niet hoe ik het zeggen moet..." Catherine ging volkomen op in wat ze aanschouwde. In een ovaal, die Maria omstraalde, las ze in goud geschreven woorden:

"O MARIA ZONDER ZONDEN ONTVANGEN, BID VOOR ONS DIE ONZE TOEVLUCHT TOT U NEMEN"

Het ovaal keerde zich om en liet een letter M zien. Daarboven bevond zich een kruis en eronder twee harten. Alle genade loopt via het kruis; daarvandaan het verlossingsteken dat het monogram bekroont en het nog onderstreept door de symboliek van de twee uit liefde gemartelde harten. Maria zei: "Laat een medaille slaan volgens dit model. Zij, die haar zullen dragen, zullen grote genade ontvangen. De genaden zullen overvloedig zijn voor degenen, die haar met vertrouwen dragen." De bol, waarop de Heilige Maagd stond, moest het rijk voorstellen van de duivel, dat door haar zou worden overwonnen. Nog geen maand na deze tweede verschijning, zag Catherine Maria weer (december). Ze stond opnieuw op een bol. Onder haar voeten kronkelde een slang. Het beeld deed denken aan de woorden in Genesis 3,15: "Vijandschap sticht Ik tussen jou en de vrouw, tussen jouw kroost en het hare.
Het zal jouw kop bedreigen, en jij zijn hiel!" De draagwijdte van deze aanroeping en deze medaille zou heel groot zijn. Zo zou de wereld worden voorbereid op de definitie van het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis in 1854. Catherine was uitverkoren om de wereld dit grote nieuws te brengen.

De Wonderdadige Medaille

Inmiddels had Catherine aan haar biechtvader, de pater Lazarist Aladel, doorgegeven wat Maria haar over de medaille had gezegd. De pater was voorzichtig en ging er niet direct op in. Enige tijd verliep, waarin aan wat de zuster had gezegd, niet veel aandacht werd geschonken. Toch liet de zaak Aladel niet los. Hij schreef een brief aan zijn medebroeder Le Guillon, waarin hij toegaf, alles eerst als verbeelding te hebben beschouwd. Hij had zuster Labouré er zelfs op gewezen, dat ze er beter aan deed, deugdelijk te leven en Maria na te volgen in plaats van zich bezig te houden met de verschijningen. Maar de zuster had hem gezegd, dat bij de derde verschijning de Heilige Maagd Maria er zich zeer ontevreden over had getoond, dat niet aan haar opdracht werd voldaan. Uiteindelijk besloot pater Aladel een beroep te doen op een hogere instantie dan hijzelf. Hij stelde zich in verbinding met de aartsbisschop van Parijs, Mgr. de Quélen. Hij sprak hem over de medaille zonder de zuster te noemen en hij stelde voor hem een rapport op. Men kon bepaald niet zeggen, dat zij niet meer aan de verschijningen dacht. Ze schreef later: "Ik geloofde zeker, dat ik de Heilige Maagd nog eens zou zien. Mijn leven was er geheel van vervuld." In 1832 kreeg de pater van de aartsbisschop toestemming om de medaille te laten slaan.

Gedurende de eerste 5 jaar werden en 10 miljoen exemplaren van verkocht. Het gebedje: "O Maria zonder zonden ontvangen, bid voor ons die onze toevlucht tot U nemen", is sindsdien door ontelbare gelovigen gebeden, zodat door héél de Christenheid Maria's "Onbevlekte Ontvangenis" gekend werd. Het is Pius IX die het in 1854 tot geloofspunt verhief. Dit werd met grote vreugde ontvangen, omdat het door heel de Kerk werd verlangd. Vier jaar later kwam Maria deze geloofswaarheid als het ware bevestigen, toen Zij te Lourdes tegen Bernadette zei:

"IK BEN DE ONBEVLEKTE ONTVANGENIS"

Catharina Labouré stierf op 31 december 1876. Een eerste wonder, dat aan haar zaligverklaring vooraf ging, was de genezing van een verlamd kind van twaalf jaar, dat men de kist had laten aanraken. Toch werd het proces van Catherine Labouré pas veel later te Rome aanhangig gemaakt. Bij de opgraving van haar lichaam op 21 maart 1933 - 56 jaar later - bevond men haar lichaam intact en soepel. Een arts sloeg haar oogleden op, keek hoogst verbaasd en zei: "Na al die jaren zijn de ogen, die Maria hebben gezien, nog even blauw als toen ze leefden!" Op 28 mei 1933 is Catherine door paus Pius XI zalig verklaard. Hierbij waren 50.000 mensen aanwezig, onder wie 8.000 witgesluierde kinderen van Maria uit 39 landen, die allen de "wonderdadige medaille" droegen. Mgr. Gerlier, toen bisschop van Lourdes, trok tijdens de preek een aangrijpende parallel tussen Catherine Labouré (1806-1876) en Bernadette Soubirous (1844-1879): "Zowel de een als de ander heeft meegewerkt aan hetzelfde voorzienigheidwerk: de definitie van het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis, wat ongetwijfeld de roemrijkste datum is uit de geschiedenis van de Kerk in de 19e eeuw. Op 27 juli 1947 werd Catherine Labouré door paus Pius XII heilig verklaard. Ook hierbij waren vele gelovigen en meer dan 10.000 witgesluierde kinderen van Maria aanwezig. In 1854 vond met grote pracht en praal de plechtige definitie van het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis plaats temidden van meer dan tweehonderd aartsbisschoppen en bisschoppen.
Over de werking van deze medaille is veel verteld. Eén van de bekendste beschrijvingen is die van Alphonse Tobie Ratisbonne.

Zie de verschijning in 1942 te Rome aan Alphonse Tobie Ratisbonne.

Dit bekeringsverhaal is maar één van de vele. Veel genezingen, ook van mensen, voor wie totaal geen hoop meer was, zijn toegeschreven aan de "Wonderdadige Medaille". Alleen in de Amerikaanse stad Philadelphia heeft men tussen 1930 en 1950 meer dan 750.000 verkregen gunsten geregistreerd. Het bewaard gebleven lichaam van Catherine Labouré (na opgraving 56 jaar later) ziet men in een glazen schrijn rechts van het middenaltaar en daarnaast het bewaarde hart van St. Vincentius boven zijn altaar. Wat verderop staat de zetel van donkerblauw fluweel, waarin O.L. Vrouw gezeten was tijdens de verschijning en haar gesprek met de zienster. Catherine Labouré ziet er nog net uit alsof zij gisteren is gestorven.

Catherine Labouré




 

Uw intenties:
U kunt hier uw gebed ingeven en het zal worden gelezen aan de voet van het altaar

 

In 1842 verscheen de Heilige Moeder opnieuw,
deze keer in Rome, Italië