Mijn voettocht naar Banneux door Hans Jager

Mijn voettocht naar Banneux (Notre Dame)
Naar de Maagd der Armen
Door Hans Jager

Hoofdstuk 1: De geschiedenis

Het is in het begin van de twintigste eeuw als er op de Haute Fange, zo’n twintig kilometer van de stad Luik, een rustig klein dorpje ligt, Banneux genaamd. Er leven een paar honderd mensen die de kost verdienen als boer, als knecht of als arbeider. Als de eerste wereldoorlog uitbreekt, beloven de inwoners van Banneux, als het dorp gevrijwaard blijft van het oorlogsgeweld, ze het dorp aan Maria zullen wijden.

In 1918 is de oorlog voorbij en is deze dan ook daadwerkelijk aan dit kleine dorpje voorbij gegaan. Er is niet gevochten in het dorp en ook niet in de omgeving van het dorp. Kort daarna maken ze hun belofte waar en wordt er Notre-Dame aan de naam Banneux toegevoegd. Vanaf nu heet het dorp "Banneux Notre-Dame". Maria heeft toen al het dorp uitverkoren.

Het wordt 1932 en aan het einde van dat jaar verschijnt in een Zuid-Belgisch dorp Beauraing de Maagd Maria aan een aantal kinderen. Er wordt niet veel gerucht aan gegeven en de bewoners van Banneux horen er dan ook nauwelijks van. Alleen de kapelaan, Louis Marie Jamin, verdiept zich er in.

Langs de weg naar Pepinster, aan de rand van het bos, ligt de arbeiderswoning van de familie Beco. Vader Beco is arbeider en heeft het huis zelf gebouwd. Het gezin bestaat dan uit vader, moeder en 7 kinderen; later zouden er nog 4 kinderen bijkomen. De oudste van de kinderen is Mariëtte. Ze is 12 jaar oud en helpt haar moeder vaak in het huishouden door op haar kleine broertjes en zusjes te passen. Ze bezoekt in het dorp de lagere school en is een matig leerlinge.

Dan wordt het 15 januari 1933 en Banneux wordt opeens een bekende plaats waar de wereld naar toe trekt. De Maagd Maria komt hier acht keer en laat de zienster Mariëtte Haar boodschap doorgeven aan de mensen. Net zo als Bernadette in Lourdes heeft ze hier ook een arm meisje uitgekozen om haar boodschap door te geven.

Hoofdstuk 2: De verschijningen

Het is zondag 15 januari en er ligt sneeuw op de Fange. Er waait een koude droge wind. Het is 7 uur s’avonds als Mariëtte voor het raam zit en uitkijkt om te zien of haar broertje Julien thuis komt. Hij is al de hele middag met wat vriendjes weg en had allang thuis moeten zijn. Verder past ze nog op de baby die in de wieg ligt te slapen. Plots ziet ze in de tuin op slechts enkele meters een mooie lichtende dame staan en roept haar moeder met de woorden: ”O mama, er staat een mooie Dame in de tuin. Het is Onze Lieve Vrouw, ze lacht naar mij.” Mariëtte neemt de rozenkrans die ze kort te voren heeft gevonden op de weg naar Tancrèmont en begint te bidden. Dan wenkt de Dame het meisje naar buiten. Moeder meent dat het een heks is, sluit de deur af en verbiedt Mariëtte naar buiten te gaan. Als ze weer bij het raam komt, is Maria verdwenen. Als Mariëtte daags daarna op school is, vertelt ze aan haar vriendin wat ze die avond heeft gezien. De vriendin gaat naar de kapelaan en vertelt hem wat Mariëtte haar vertelde. De kapelaan laat dan Mariëtte bij zich komen en vraagt haar over het voorval. Ze krijgt dan te horen dat ze zich dat maar heeft ingebeeld en dat ze er maar niet meer aan moet denken.

Maria wenkt niet alleen Mariëtte maar ook ons allen om tot Haar te komen. Net als in Lourdes wil Zij dat we met zoveel mogelijk naar Haar toe komen om via Haar naar Haar Zoon Jezus te komen.

Op woendag de 18e krijgt Mariëtte tegen 7 uur s’ avonds de drang om naar buiten te gaan. Zij overwint haar angst voor het donker, gaat op het tuinpad knielen en bidt de rozenkrans. Plots strekt ze haar armen uit en O.L.Vrouw verschijnt boven de bomen van het bos. Eerst heel klein maar naar gelang ze nadert, wordt ze groter. Als ze het kind tot op enkele passen genaderd is, blijft ze even boven de grond zweven. Een wolk scheidt Haar van de grond. Stil bidt Mariëtte verder de rozenkrans. Na 20 minuten wenkt Maria haar te volgen. Mariëtte volgt haar de weg op, waar ze blijft staan en neerknielt. Na een kort gebed gaat Maria verder. Een stukje verder knielt Ze weer en dan gaat ze naar de kleine bron aan de rechterkant van de weg. Hier wordt altijd het vee gedrenkt. Mariëtte knielt aan de rand van de greppel en Maria neemt plaats boven op het talud. Maria zegt nu:”Steek uw handen in het water.” Het kind gehoorzaamt zonder aarzeling. Maria zegt dan nog: ”Deze bron is mij voorbehouden, Goedenavond.” Dan stijgt ze op en verdwijnt boven de bomen. Naarmate ze hoger komt, wordt ze kleiner tot ze niet meer te zien is.

Maria nodigt ons allen uit de handen in de bron te steken. De bron die Zij bedoelt, is Haar zoon Jesus, de Bron van alle genade.

De Bron In Banneux

Op donderdag 19 januari gaat Mariëtte om 7 uur 's avonds naar buiten. Haar vader gaat mee. Ze heeft een oude overjas over haar hoofd voor de kou. Ze knielt in de sneeuw en begint te bidden. Haar vader heeft een jutezak op de grond gelegd tegen de kou, waarop ze kan knielen. Dan zegt ze, haar armen spreidend: ”O, daar is ze.” Ze vraagt dan:”wie zijt gij, mooie dame?”Maria antwoord:

Daarna leidt Maria haar weer naar de bron. Mariëtte volg Haar en knielt op dezelfde plaatsen als de vorige dag. Als Maria weer plaats heeft genomen op de berm vraagt Mariëtte:”Mooie Dame, gisteren heeft u gezegd, dat de bron voor mij is voorbehouden. Waarom voor mij?”de Dame glimlacht en zegt:” De bron is voor alle natiën. Hij is ook voor de zieken.” Met heldere stem herhaalt Mariëtte de woorden en besluit met : ”Dank U, dank U.” Maria zegt dan : ”Ik zal voor je bidden, tot weerziens.” Ze verdwijnt net zoals de dag daarvoor.

Maria maakt zich bekend als de Maagd der Armen. Zij zegt dat ze er speciaal voor de armen mensen wil zijn.
Niet alleen de armen met weinig of geen geld, maar ook de armen van geest. Mensen die het leiden en de pijn van de medemens niet willen of kunnen zien, dat zijn de echte armen. Ook zij die de liefde van God en Maria niet willen of kunnen zien en voelen.

Op vrijdag 20 januari blijft Mariëtte 's morgens in bed. Ze voelt zich niet erg lekker, maar s’avonds wil ze toch naar buiten. Haar vader wil haar tegenhouden, omdat ze ziek is, maar zij zegt desnoods uit het venster te springen als ze haar niet laten gaan. Ze gaat naar  buiten en begint het rozenhoedje te bidden. Na 2 minuten zegt ze, dat de dame er weer is. Maria vraagt nu aan haar: ”Ik zou een kleine kapel verlangen.” Dan strekt Maria haar armen uit en zegent het meisje. Daarna verdwijnt ze zoals de vorige dagen.

Maria vraagt een kleine kapel, eenvoudig en geen grote imposante basiliek. Zij wil het klein en pover. Bij de Maagd der Armen past geen grote uitbundige pracht en praal. Deze kapel heeft ze ook al snel gekregen, want in augustus 1933 wordt de kapel, in de voortuin, op de plaats waar Maria altijd verschenen is, ingewijd.

Tussen 21 januari en 11 februari gaat het meisje elke avond buiten bidden maar Maria komt niet. Ze wordt er vaak voor uitgelachen maar ze houdt vol. Ze wil de maagd weer terug zien.

Op zaterdag 11 februari is Mariëtte weer geknield in het tuintje. Er zijn enkele mensen bij haar. Plots staat ze op en gaat weer naar de bron, steeds weer op de drie plaatsen knielend. Bij de bron steekt ze de handen in het water en maakt dan een kruisteken. Maria zegt dan tegen haar: ”Ik kom het lijden verlichten.” Ze neemt afscheid en verdwijnt weer boven de bomen.
 
Maria zegt hier niet dat Ze iedereen hier van het lijden en ziekten komt verlossen, maar dat Ze het lijden komt verlichten. Wij moeten ook vragen voor verlichting en kracht om het lijden te kunnen dragen. Als we vragen om verlichting en kracht dan zullen we dit zeker krijgen. Maria is toch onze Moeder en zal een Moeder haar kinderen iets goeds kunnen weigeren? Als God het nodig acht zullen we ook nog genezing ontvangen. Toch zijn er in Banneux evenals in Lourdes vele genezingen geweest.

Maria komt op woensdag 15 februari terug. Mariëtte vraagt dan aan haar: ”Heilige Maagd, de kapelaan heeft mij gezegd u een teken te vragen”. Maria lacht weer en zegt: ”Geloof in Mij en ik zal in u geloven.” Dan vertrouwt ze het kind een geheim toe en terwijl ze verdwijnt zegt ze :”bid veel, tot ziens.”

Maria zegt op de vraag van de kapelaan, dat als we in Haar geloven Zij in ons gelooft. Ze zal ons dan ons hele leven begeleiden en ons beschermen tegen alle kwaad. Ook vraagt Zij om veel te bidden; gebed gaat nooit verloren. Bidden is God vragen en als we God iets vragen met Maria als onze middelares, wat kan Hij ons dan weigeren.  Om te bidden hoef je niet uren lang de rozenkrans te bidden. Een korte vraag of gesprek met God of Maria kan al genoeg zijn. Als de bede uit het hart komt dan komt hij zeker aan. Ik verbind vaker een karwei dat ik niet zo graag doe met een intentie en dan wordt het vervelende werk tot een gebed. Dan gaat het ook veel makkelijker, want een gebed doe je nooit met tegenzin.

Op maandag 20 februari verschijnt Maria weer. Er ligt sneeuw en is bitter koud. Maria leidt Mariëtte weer naar de bron en laat haar op de vaste plaatsen weer knielen. De Maagd zegt nu tegen Mariëtte:” Mijn lief kind, bid veel.” Dan glimlacht ze niet meer en zegt met ernstige stem : ”Tot weerziens.”

Weer vraagt Maria ons om veel te bidden.

Het regent donderdag 2 maart heel hard om zeven uur. Toch gaat Mariëtte naar buiten om te bidden. Als ze het derde rozenhoedje begint, houdt het opeens op met regenen en de hemel klaart op. Je kunt de sterren zien. Maria verschijnt nu voor de 8ste en laatste maal. Ze zegt met een ernstig gezicht:

“Ik ben de Moeder van de Verlosser, Moeder van God”

Ze is bedroefd als ze het kind nog eens op het hart drukt: ”Bid veel, vaarwel.” Ze legt het kind de handen op en zegent haar met een kruisteken. Dan verdwijnt ze boven de bomen van het bos. Verdrietig gaat Mariëtte naar huis. Ze zal Maria niet meer terugzien.

Vandaag zegt Maria ons nog eens wie Ze is. De Moeder van God, onze verlosser Jezus. Aan het kruis heeft Hij ons Maria als onze moeder gegeven en wij mogen Haar ook Moeder noemen. Zij luistert naar ons als een Moeder en zorgt voor ons als een Moeder. Wij moeten alleen Haar aannemen als onze Hemelse Moeder. Doordat ze Moeder van Christus is en ook onze moeder zijn wij allen broeders en zusters van Christus en is Christus onze Broer. Wat kan nog fout gaan met zo’n Broer. Zij wordt in vele titels onze Moeder genoemd.
Moeder van altijddurende Bijstand - Moeder van Smarten.

Nog eens de woorden van Maria:

1e verschijning: Maria zegt niets. Ze wenk Mariëtte enkel naar buiten.
2e verschijning: “Steek u handen in het water. De bron is aan Mij voorbehouden”.
3e verschijning: “Ik ben de Maagd der Armen. Deze bron is voorbehouden voor alle volkeren, om de zieken verlichting te brengen. Ik zal voor je bidden.”
4e verschijning: “Ik zou graag een kleine kapel willen.”
5e verschijning: “Ik kom het lijden verlichten”.
6e verschijning: “Geloof in Mij ; Ik zal in u geloven. Bid veel”.
7e verschijning: “Mijn lief kind, bid veel”.
8e verschijning: “Ik ben de Moeder van de Verlosser, Moeder van God. Bid veel”. 

Hoofdstuk 3: En nu verder

Al heel snel beginnen de bedevaartgangers te komen. De door Maria gevraagde kapel wordt op 15 augustus 1933 al ingewijd. Kapelaan Jamin is één van de eerste personen die zich sterk maakt voor de erkenning van de verschijningen. De opzet van het Heiligdom is volgens zijn ontwerp. Op 22 augustus 1948 heeft de toenmalige bisschop van Luik, mgr. L.J.Kerkhofs namens de katholieke kerk, de verschijningen officieel erkend. Hij verklaart, dat Maria achtmaal in Banneux N.D. aan de 12 jarige Mariëtte Beco is verschenen. Het duurde zo lang voordat de erkenning officieel bekend werd gemaakt, omdat de Tweede Wereldoorlog er tussen zat. Kapelaan Jamin heeft de rest van zijn leven helemaal ingezet om de bedevaart naar de Maagd der Armen te promoten en om de inrichting van het Heiligdom te volbrengen.

Als hij in 1961 ziek wordt, is het de tijd voor deze Maria-apostel om naar zijn grote liefde, de Maagd der Armen, te gaan. Op 2 maart 's avonds vraagt hij zijn secretaresse en verpleegster, juffrouw Duchateau, om een witte sprei op zijn ziekbed. Dan vraagt hij haar om 's avonds met het rozenkrans gebed mee te gaan. Zij wil hem niet alleen laten maar hij blijft aandringen en met tegenzin gaat ze naar het rozenkransgebed. Tijdens deze rozenkrans om 7 uur 's avonds gaat hij over naar de Hemel. Dit was een grote wens van hem. Hij wilde gaan op een dag en het uur van een verschijning; 2 maart om 7 uur was de datum en tijd van de laatste verschijning.

In 1985 bezoekt paus Johannes-Paulus II Banneux en brengt de Maagd der Armen zijn bezoek.

Als ik dit verhaal schrijf, leeft Mariëtte nog. Ze is nog dagelijks op het Heiligdom, maar gaat dan anoniem onder in de massa van de pelgrims die hier komen naar de Maagd der Armen. Jaarlijks komen hier vele pelgrims om kracht, genezing en verlichting te vragen. Er worden vele ziekentridiums gehouden. Iedere zondag in de zomer wordt er een ziekenzegening gegeven. Bij goed weer buiten op de esplanade en bij heel heet weer of bij regen in de grote kerk.

De boodschap van de Maagd der Armen verspeidt zich razend snel over de wereld. Overal ter wereld worden kerken aan haar gewijd. De eerste is in 1949 in Hoensbroek. In de parochie van de Maagd der Armen heb ik als kind gewoond. Hier ben ik altijd als kind naar de kerk gegaan, heb er de communie gedaan en ben er jaren lang misdienaar geweest. Later nadat ik getrouwd ben, heb ik nog eens 6 jaar in deze parochie gewoond en is er mijn dochter gedoopt en zijn mijn beide zonen er ook misdienaar geweest. Zo heeft de Maagd der Armen mijn hele leven al een deel ervan uitgemaakt. Nog steeds blijft ze me roepen om naar haar te komen. Zeker eens in de maand, meestal vaker, ben ik in Banneux.

De tocht naar Banneux heb ik meermalen te voet afgelegd. De ongeveer 60 kilometer ging dan in een keer. Meestal vertrokken we dan zaterdagmiddag om dan zondagmorgen vroeg in de Verschijningskapel te knielen en de Maagd der Armen om de gunst te vragen, waarvoor we deze lange voettocht gemaakt hebben. In het volgende hoofdstuk een verslag van zo’n voettocht.

Hoofdstuk 4: De bedevaart


 

Wij gaan te voet van Hoensbroek naar Banneux. Het is een wandeling van ongeveer 60 kilometer en die zullen we in een dag of beter gezegd, een nacht lopen.

We beginnen met onze rugzak te vullen met een warme trui, een slaapzak (je weet nooit waar hij goed voor is) schone sokken, voldoende eten en drinken en nog iets lekkers voor onderweg. Aan het eind van de middag nemen we afscheid van de thuisblijvers en vertrekken. We verlaten Hoensbroek richting Weustenrade. Daar stoppen we even bij het Mariakapelletje waar Maria van Lourdes wordt vereerd, voor mij een hele speciale afbeelding omdat Lourdes mij heel na aan het hart ligt. We gaan dan via Retersbeek naar Voerendaal en lopen daar via het park en langs de vijver. We steken de grote weg over en verlaten het dorp. Bergop lopen we langs velden en weilanden en komen in Windhaag. In Windhaag zien we weer een Mariakapelletje, ditmaal van de Sterre der Zee, patrones van Maastricht en van Limburg. We zullen in alle Limburgse dorpjes en gehuchten zo’n kapelletje vinden. Hier in Limburg willen de mensen graag bij Maria zijn. Daarom bouwen ze overal, waar een paar mensen bij elkaar wonen, een Mariakapelletje. Maria heeft in Banneux tegen Mariëtte gezegd, dat Haar Zoon (De Bron) er voor alle volkeren is. Zij laat dat hier in ieder dorpje en gehucht weten door de aanwezigheid van deze kapelletjes.

Zo’n honderd meter voor Colmont staat een wegkruisje, waarop ons gevraagd wordt om te bidden voor de ziel van ene Fransois die in 1852 hier verongelukt is. Die bloemen en kruisjes, die we tegenwoordig langs de wegen vinden, waar iemand verongelukt is, zijn dus niets nieuws, die hadden ze al in de 19de eeuw. De man zal niet onder een auto gekomen zijn, maar misschien onder aan paardekar of postkoets.

We komen in Colmont, het kapelletje dat hier staat is, als uitzondering van de regel, niet een van Maria, maar van de Heilige Cornelius.  St. Cornelius is de patroon van de boeren en het gehoornde vee. Dus heel toepasselijk in dit kleine boerengehucht.

We dalen af naar een heel mooi dal met glooiende hellingen. Aan de andere kant gaan we weer bergop naar Ekkelrade, weer een gehucht met enkele boerderijen en een kapelletje. In een van de tuinen is een kleine grot gemaakt met een beeldje van, ja weer, Lourdes. Een kleine grot, maar toch, Maria is er weer.

Door velden en weilanden gaan we naar het Eyserbos. Nadat we de radiomast van Eys zijn gepasseerd, gaan we het bos in. Als we het bos verlaten hebben, rusten we uit op een omgevallen boom. Hier in dit bos zijn we heel dicht bij de natuur; Gods schepping. Wat is de natuur mooi. We zien een eekhoorntje voorbijspringen en snel een boom inklimmen. Laten wij er voor zorgen, dat wij als mensen deze door God geschapen schoonheid niet doelloos vernietigen. Zeker niet voor winstbejag.

We doen ons te goed aan de boterhammen, die we bij ons hebben en genieten van het uitzicht over het Geuldal. Voor ons ligt Wittem, bekend door het Redemptoristenklooster. De Redemptoristen zijn eenvoudig en zijn steeds de helpende hand voor anderen. De Heilige Gerardus was een Redemptorist en hij wordt hier dan ook vereerd. Daarbij was hij gezegend met een genezende gave van God. Hij is de patroon van de kleermakers en vele vrouwen komen tot hem als ze een kind wensen of al zwanger zijn.

In de zomermaanden komen hier bussen vol pelgrims om de voorspraak van deze Heilige. Ook wordt hier onze Lieve Vrouw van Altijddurende Bijstand vereerd. Het zijn vooral pelgrims uit Brabant, die we hier zien. Rechts zien we de witte toren van de brouwerij van Wijlre. Links achter Wittem ligt Partij en in de verte zien we de kerk van Vijlen. Wij ruimen het afval, dat we hebben in een plastic zakje en stoppen deze terug in de rugzak. Zo helpen we mee aan een schone natuur. Na een kwartier rust gaan we verder en dalen af richting Kartiels en via een smal paadje tussen de pas ontspruitende suikerbieten door bereiken we Wittem. Even gaan we de kerk in en knielen voor het altaar in de Mariakapel waar de ikoon van Onze lieve Vrouw van Altijddurende Bijstand staat. Na ook even in de kapel van de Heilige Gerardus gebeden te hebben, gaan we naar buiten en vervolgen onze weg.

De weg gaat verder naar Party. De klim de Gulpenerberg op is kort maar stijl. Boven op de Gulpenerberg zien we op een hoge voet Maria het dal in kijken. Zij waakt over Gulpen, het Geuldal en heel Limburg. Boven over de bergrug lopen we nu via Landsrade door de bossen naar Slenaken. Via de hellingbossen en weilanden dalen we af naar het Gulpdal. Nu volgen we de Gulp door weilanden, die we via stegelkes, dit zijn van die speciale poortjes waarbij de wandelaar de wei in kan maar het vee de wei niet uit, betreden. Al gauw naderen we Slenaken. Een klein dorpje in het Gulpdal; verscholen tussen de bossen. Een terrasje, waar we langs lopen, nodigt uit om een pauze te nemen en een kop koffie. Na een tweede kop koffie staan we toch weer op om verder te gaan. Het is hier heerlijk rustig en we zouden hier wel uren kunnen blijven zitten, maar dan komen we nooit in Banneux. We lopen langs de kerk en verlaten het dorp in de richting van de Belgische grens. Het begint te schemeren als we de Belgische grens passeren. Voor ons ligt de Voerstreek. Hier wordt nog veel Nederlands gesproken. Het is een stuk van Belgisch Limburg, maar de Waalse bevolking wil dat het bij Luik komt en er heerst reeds lang een harde taalstrijd.

Wij hebben hier niets mee te maken en bereiken het eerste dorpje, Teuven. Dit kleine boerendorpje ligt in het mooie Gulpdal. We blijven de weg, die door het dorpje slingert, volgen en zien links van de weg een kasteel, kasteel Obsining. We draaien voor het kasteel rechtsaf en gaan onder het spoor door en bereiken Remersdaal; ook zo’n klein boerendorp in de Voerstreek. Het gaat bergop en als we boven zijn, verlaten we de Voerstreek en komen we in het land van Aubel. We zien voor ons in het dal Aubel al liggen; Aubel is bekend van de appels. Ze maken hier van alles van de appels, die in de fruitgaarden in de omgeving groeien, zoals appelstroop, appel cider en appelwijn.

Als we het stadje inlopen, zien we de historische kern met nog veel typische oude huizen en gebouwen, die je hier in de Ardennen veel ziet. We lopen langs de kerk en verlaten Aubel via de reu de Battice en lopen eerst nog langs enkele bedrijven. De weg gaat nu weer bergop en we komen langs het dorpje Froidthier. We laten het dorp links liggen en gaan nog steeds bergop richting Battice. Een laatste gehucht voor Battice is La Minerie, ook dit ligt links van de weg, die we lopen. De weg gaat al vanaf Aubel bergop en de kilometers beginnen zich te laten voelen in de benen. Tijdens deze lange klim bidden we de rozenkrans. Dit geeft ons de kracht om de zware inspanning aan te kunnen. Voor we dan eindelijk Battice bereiken, zien we het fort van Battice. Dit is een van de vestingwerken die België heeft aangelegd om aan het begin van de Tweede Wereldoorlog de Duitsers tegen te houden. Omdat de Duitsers een omweg via Nederland maakten, heeft dit fort geen enkel nut gehad. Jammer voor de Belgen. Dan komen we in Battice. Eindelijk zijn de boven op de berg. Battice is een klein provinciestadje met net als Aubel nog veel oude monumentale huizen. We vervolgen na een korte pauze de weg naar Herve. Tussen Battice en Herve ligt een industriegebied met wat kleinere en een paar grote bedrijven.

In Herve aangekomen zien we eerst enkele scholen, waarvan een met internaat. Bij het station van Herve gaan we een cafeetje in en drinken we een warme kop koffie. Als we hier aan de waard de weg vragen in slecht Frans, legt hij ons de weg uit door hem op ons tafeltje met de vinger te tekenen. De weg staat nu duidelijk voor ons in het vuil op het tafeltje getekend. Zo schoon was het hier. We prenten de weg goed in ons hoofd, want het tafeltje waar de weg op staat, mogen we natuurlijk niet meenemen. Het zou trouwens een heel gesjouw worden, wat we ons niet willen aandoen.

Het wordt buiten fris. Het is ook pas begin mei, dan kan het hier in de Ardennen 's avonds nog flink koud zijn. Na een half uur pauze pakken we onze rugzakken weer op en gaan we verder de donkere nacht in. Aan de rand van Herve gaan we weer bergaf en lopen we de “autoroute Koning Boudewijn”, de A 3, de autoweg van het Duitse Aken naar Luik, onderdoor en dalen we af richting Soumagne.

Als we beneden zijn, draait de weg naar rechts en gaat deze recht op Soumagne af. Het is nu een lange rechte weg tot Soumange en het loopt niet prettig in de goot. Auto’s razen langs ons heen, waardoor we niet op de weg kunnen lopen. Steeds weer moeten we de berm in vluchten. Halverwege Soumagne staat er een groot Mariabeeld langs de weg. We stoppen hier even en na een kort gebed gaan we verder. Hiermee voldoen we aan de vraag van Maria :”Bid veel”. We zijn op bidweg naar Banneux. Maria vroeg daar om veel te bidden en dat zullen we zeker deze tocht doen. Het wordt rustig op de weg. Af en toe passeert ons nog een auto. In Soumange staat al een wegwijzer naar Banneux. We volgen deze links af en verlaten al bergop lopend het dorp.We rusten halverwege de berg in een bushokje en drinken onze laatste koffie die we bij ons hebben. Het wordt langzaam zwaarder. We hebben al zo’n kleine 40 kilometer gelopen en dat wordt goed merkbaar.

Boven op de berg ligt het dorp Olne. Weer zo’n typisch Ardennedorp. Voor het dorp ligt nog een klein kasteeltje en het hele dorp is gebouwd volgens de oude Ardenner bouwstijl. Het cafeetje is al gesloten en we komen niemand meer tegen in dit dorpje.

De afdaling naar Nessovaux begint. Jammer dat het donker is want de slingerende weg gaat door bossen en geeft op verschillende plaatsen een mooi uitzicht. In een grote bocht van de weg passeren we het kerkhof van Nessovaux. De eerste huizen van Nessovaux naderen. Het is er overal donker. Iedereen zal wel slapen. Alleen wij niet. Wij gaan door, want we willen in de morgen in Banneux aankomen. De grote weg van Luik naar Verviers wordt overgestoken en we gaan naar het station. We rusten nog eens uit in de wachtkamer van het station. Alleen nog de bergop en we zijn in Banneux. Zo'n kleine twee uur lopen nog. Het is één uur in de nacht en we besluiten om hier in de wachtkamer een paar uurtjes onze ogen te sluiten. We pakken onze slaapzakken en gaan op de lege banken liggen.

Om vijf uur 's morgens komen de eerste mensen de wachtkamer binnen. Hiervan worden we wakker en we staan op; bergen onze slaapzakken weer op en eten iets van de boterhammen, die we bij ons hebben. Een kop koffie was nu wel op zijn plaats geweest, maar die hebben we niet meer. Dan maar een flesje vruchtensap. We stappen op en beginnen aan de laatste klim. Het eerste gehucht dat we passeren is Fraipont. Dan strekt een groot bos zich voor ons uit. De weg slingert de berg op en het wordt al lichter, zodat we af en toe tussen de bomen het dal kunnen inkijken. We zien, dat we al een flink stuk zijn geklommen. Als we het bos verlaten, zien we de eerste huizen van Banneux al. Het is een klein boerendorpje. Er is al veel bedrijvigheid op de boerderijtjes zo vroeg in de morgen. Op het plein voor de kerk staan een paar auto’s en een bus. We lopen nu achter de kerk om het dorp uit en zien het heiligdom al liggen. We hoeven nu alleen nog maar de grote weg maar over te steken en we hebben ons doel bereikt. Op de Rue de l’Esplanade is het nog stil. Het is zeven uur in de morgen. Een enkeling loopt richting het heiligdom. Als we voor de verschijningskapel staan, is ons doel bereikt. We gaan naar binnen, knielen voor de afbeelding van De Maagd der Armen en leggen onze intensies aan haar voeten. We hebben deze voettocht volbracht en vragen Maria om de daarbij behorende gunsten. Zij zal ons gebed verhoren, daar ben ik zeker van. Als we niet krijgen, wat we vragen, dan krijgen we zeker wat we nodig hebben. Misschien zien we dat niet meteen, maar later zullen we zien, dat wat we gekregen hebben, beter voor ons was als dat wat we vroegen. Maria geeft niet wat niet goed voor ons is. Nadat we een kaars hebben aangestoken, gaan we naar de bron en reinigen we ons met het gezegende water.

Onze reis zit er op. We gaan nog even op de bankjes voor de kapel zitten en laten onze gedachten nog even naar Maria gaan en naar onze gebeden.

Nu wachten op hen, die ons met de auto zullen ophalen. Dit wachten doen we in een van de restaurants die hier zijn. De eigenaar is een Nederlander en een goede bekende van ons. Ieder keer als we in Banneux komen, gaan we hier even binnen voor een kop koffie of zo. Hij komt even bij ons zitten en vraagt geïnteresseerd naar onze tocht. Moe en voldaan wachten we onder het genot van een heerlijke kop koffie op onze vrouwen, die ons komen ophalen.  

Hoofdstuk 5: Het Heiligdom 

Nu we toch zitten te wachten op hen die ons komen ophalen, kan ik wat over het Heiligdom vertellen.

We verlaten het restaurant en gaan naar de poort van het Heiligdom. We zien de eerste bedelaars al op de grond zitten. Vrouwen met kleine kinderen zitten op de grond zielig te doen en vragen de voorbijgangers om een aalmoes. Vaak erg opdringerig. We passeren de poort en zien links van ons een bord met de uitnodiging van Maria om hier, waar Zij eens kwam, haar te komen aanbidden.

Even verderop staat deVerschijningskapel. Deze kleine kapel is al in augustus 1933 ingewijd en staat op de plaats waar Maria steeds verschenen is. In de kapel gekomen zien we tegen de achterwand een groot drieluik, waarop de Heilige Maagd staat afgebeeld, terwijl ze aan Marriëtte verschijnt. De muren en het gewelfde plafond zijn bedekt met danktegeltjes. Het altaar staat vol bloemen en noveenkaarsen. Tegen de achterwand onder het drieluik hangen en staan veel krukken en ander orthopedische hulpmiddelen, die door de voorspraak van Maria niet meer nodig zijn en door de gebruikers daarom uit dankbaarheid zijn achtergelaten.

Naast de kapel staat het huisje waar Marriëte met haar familie woonde. Aan de achterkant van dit huisje is een kapelletje gemaakt ter ere van de Heilige Jozef, echtgenoot van Maria en voedstervader van Jezus. Voor het huisje en de kapel staan veel banken, waar pelgrims kunnen zitten en knielen en even rustig met onze Lieve Vrouw kunnen praten. Achter deze banken is de plaats waar men kaarsen kan aansteken om je gebed te laten voortduren ook al ben je weer naar huis.

We lopen weer de weg op en zien op de grond een grote ster. Op deze plaats heeft Maria tegen Mariëtte gezegd, dat ze even moest knielen alvorens verder te gaan naar de bron. Als we nu naar links gaan in de richting van de bron, staan aan de linkerkant in bloemperken acht stenen met de verschijningsdata gegraveerd. Rechts kijken we naar de Esplanande. Hier staat op de weg weer een ster; de tweede plaats waar Mariëtte heeft geknield. We komen bij de bron. Boven de bron staat op een natuurstenen muur een levensgroot beeld van de Maagd der Armen. Onder het beeld komt het water uit de muur en valt via een klein bakje in de grote ronde bak. Op deze bak staat in het Frans de uitnodiging van Maria om je handen in het water te dompelen. Ze heeft tegen Mariëtte gezegd:”Steek uw handen in het water.” We doen dat ook. We dompelen de handen in de bron. De bron van alle genade, Jezus Christus.

In het voetstuk, waar het beeld op staat, is een stukje steen van de grot van Lourdes gemetseld. Vele pelgrims, die hun handen in de bron steken en daarna van het water drinken, wrijven even langs deze steen. Zo verbindt Banneux zich met Lourdes. We gaan iets terug staan om anderen de gelegenheid te geven bij de bron te komen. Links en rechts van de bron zijn de kraantjes, waar men flessen en kruiken kan vullen met gezegend water uit de bron van Maria. Achter ons, tegenover de bron, is een afdak met banken, waar een enkeling in gedachten zit bij zijn/haar gebed aan Maria. Ook hier kan men kaarsjes aansteken. Links van dit afdak staat een bord, waarop bedanktegeltjes zitten, net zoals in de kapel.

Nadat we ons gebed gedaan hebben, gaan we even verder rechts het bos in. Hier staat een steen ter herdenking van Mgr. Kerkhofs. Dit was de Luikse bisschop die in 1948 de verschijningen van Banneux officieel kerkelijk erkend heeft. We zien ook een kruis van een Hongaarse bedevaartorganisatie.

Terwijl we de rozenkrans bidden, gaan we op de T-splitsing naar links. We lopen door het dennenbos; het pad draait rechtsaf. Op deze hoek staat een beeld van een priester. Het is een ietwat modern beeld van de Heilige Alfonsus de Liquori. De stichter van de Redemptoristen en patroon van de biechtvaders. Als we verder gaan, komen we langs een klein openlucht- kapelletje van de Heilige Ignatius; patroon van soldaten, zwangere vrouwen en tegen koorts en veeziekten. Langzaam naderen we de St. Michaëlkapel van de achterkant. Deze kapel is een geschenk van de bevolking van het Duitse plaatsje Rohndorf. Het is een copie van de St. Michaëlkapel in dit stadje. Als we naar binnen gaan, zien we voor ons het altaar met daarop het tabernakel met een groot beeld van St. Michaël, de aartsengel met het brandende zwaard. Hij is de strijder tegen alle kwaad. Samen met de Hemelse strijdmachten verjaagt hij het kwaad dat ons bedreigt. Eén van mijn kinderen noemde hem eens de generaal van de engelen. Aan de zijkanten van de kapel bevinden zich gebrandschilderde ramen. Zij stellen andere bedevaartplaatsen voor, waar St. Michaël wordt vereerd, zoals de kapel in Rohndorf, Monte Gargano in Italië, waar St. Michaël in de 5de eeuw verschenen is en de Mont St. Michel in Frankrijk. Het vierde raam beeldt de Heilige Jeanne d'Arc uit, de patrones van Frankrijk. Zij is de maagd uit Lotharingen, die Frankrijk bevrijdde van de Engelsen en daarvoor als dank op de brandstapel moest sterven.

Het belangrijkste in deze kapel is het Allerheiligste, dat er gedurende de zomermaanden de gehele dag er staat uitgestald. In de banken, die in de kapel staan, zitten dan ook altijd mensen in stille aanbidding. Wij gaan er ook even zitten en richten ons gebed aan Onze Lieve Heer. Na enige tijd staan we weer buiten en vervolgen we ons rozenkransgebed. Voor ons zien we een klokkentorentje met de afbeelding van Konrat Adenauer, de oud bondskanselier van Duitsland. Hij is afkomstig van Rohndorf en zou één van de initiatiefnemers zijn van de schenking van de kapel. Voor de kapel begint de Kruisweg. De 16 staties staan langs een pad, dat rond loopt door het bos. De staties bestaan uit glas-in-loodafbeeldingen, die in een kastje zijn geplaatst en waarachter een lamp brandt. De eerste statie stelt het laatste avondmaal voor en laatste de opstanding van de Heer, het glorievolle sluitstuk van Zijn lijden. Het pad komt weer uit bij de St. Michaëlkapel en we lopen nu rechtdoor in de richting van de bron. Links in het bos naast de Kruisweg staat nog een gebouw, waar de jeugd wordt opgevangen en de boodschap van de Maagd de Armen wordt geleerd.

Als een stukje richting de bron zijn gelopen, gaan we de weg naar links in. Op de hoek staat een beeld van kapelaan Jamin. De kapelaan van Banneux ten tijde van de verschijningen. Hij was al snel overtuigd van de echtheid van de verschijningen en heeft veel inspraak gehad bij de opbouw van het Heiligdom. Veel is naar zijn idee gebouwd. Op de andere hoek staat een gebouw met een missietentoonstelling. Links van de weg vinden we nog een gedenksteen van een Chinese bedevaart en van een Oost-Europese. Dan komen we bij een nieuw beeld en wel dat van een vrij nieuwe Heilige, Pater Pio. Deze pater, die bijna zijn hele leven de wonden van Christus heeft gedragen, heeft vele zieken genezen en ongelovigen bekeerd. We komen nu op de Esplanande. In het midden staat een beeld van de Maagd der Armen. Doordat er enkele plexiglas platen op een speciale manier vervaardigd en geplaatst zijn, lijkt het door de lampen. die er op schijnen. alsof er blauwe stralen om haar heen zijn. Heel kunstig en mooi gemaakt.

Links en rechts van de Esplanade staan kapellen. Links de verschijningskapel; een langwerpige kapel met in het midden tegen een lange muur het altaar. De stoelen staan er rondom heen. Op de wand achter het altaar staan enkele afbeeldingen van het huisje van Mariëtte en de bron. De woorden, die Maria heeft gesproken, staan er boven geschreven. De andere lange wand, aan de zijde van de Esplanade, is met bogen, die grote ramen en deuren bevatten. Tegen het plafond zien we de balken van het dak dat met hout is afgetimmerd.

Achter de wand, waar het altaar tegenaan staat, is de sacristie, de bezinningskapel en de biechtkapel. Deze hebben ook een ingang aan de zijde, waar het beeld van Pater Pio staat.  De rechterkapel is de St. Franciscus- of ziekenkapel. De bouw is hetzelfde als de Verschijningskapel met grote ramen aan de Esplanadezijde en kleinere aan de andere kant. Het altaar staat tegen een korte kant tegenover de ingang. Boven het altaar staat een beeld van de Maagd der Armen. In de kerk staan maar voor de helft banken zodat er veel plaats is voor rolstoelen en bedden. Het plafond is hetzelfde als in de Verschijningskapel.

Op de Esplanade staan veel banken en er is ook plaats gehouden voor rolstoelen en bedden. Achter op de Esplanade staat een groot altaar op een verhoging met een groot afdak. Naast het altaar is een halfronde boog, waar kaarsen kunnen worden aangestoken. Links van het altaar staat een grote kandelaar, waarop sinds 1958 een vredeskaars brandt. Als we achter het altaar doorlopen, komen we op een pad dat ons naar de grote kerk leidt. Dit is een vrij nieuwe kerk, die gebouwd is in 1983 om de grote aantallen pelgrims op te kunnen vangen. Het is een moderne kerk. We komen in een grote vierkante ruimte. In het midden staat het altaar en links naast het altaar een plaats voor een koor en er staat het orgel. Rond het altaar staan de stoelen voor de kerkgangers. Achter het altaar ontbreken natuurlijk niet het Kruisbeeld en een beeld van de Maagd der Armen. In deze kerk worden bij slecht weer of bij erg warm weer, de ziekenzegening gehouden.

Buiten de kerk zien we, als we richting de St. Michaëlkapel lopen, een beeld van St. Bernadette. Weer een link naar Lourdes. St. Bernadette laat ons er aan herinneren, dat Maria de Onbevlekte Ontvangenis is. In Banneux zegt ze, dat ze de Maagd der Armen is. Dus weer dat Onbevlekt ontvangen. Ze is ondanks, dat ze moeder geworden is, steeds maagd gebleven. Dit zegt ze in Lourdes en ook in Banneux. Ook op ander verschijningingsplaatsen heeft ze dat aangegeven. In Parijs in de Rue du Bac heeft ze ons via St. Catherine Labouré het gebed geleerd: ”O Maria, zonder zonden ontvangen, bid voor ons die onze toevlucht tot u nemen”. Dus ook hier wordt weer haar maagdelijkheid aangegeven in de woorden “zonder zonden ontvangen”.

Als we weer in de richting van de Verschijningskapel lopen, passeren we het hospitalité. Goed voor 230 zieken en hun verzorgers. Eerst krijgen we de nieuwe vleugel die in de 1992 gerealiseerd is. Het oudere gedeelte staat er al van het begin. Nu komen we weer voor de poort bij de Verschijningskapel. De bedelaressen zitten er nog steeds en dringen zich weer op in de hoop dat we ze wat geven.

Voor het restaurant heeft een man plaatsgenomen achter een tafeltje. Hij deelt gratis rozenkransen uit; het zijn maar plastik rozenkransen. Je krijgt er nog een prentje bij van Medjugorje. Een bus die op het tafeltje staat vraagt om een vrijwillige gave. Als ik een rozenkransje aanneem, doe ik een kleinigheid in die bus.

Als we nu in de richting van het dorp kijken, zien we een straat met eerst rechts enkele restaurants en souvenirwinkels. Iets verder liggen die aan de linkerkant. Tegenover de winkels en cafeetjes liggen grote parkeerplaatsen voor auto’s en bussen. Op zondagen in de zomer staan deze vaak helemaal vol. Op het einde van deze winkelstraat, buigt hij rechtsaf en steekt de grote weg over en gaat het dorp in. We draaien ons om en gaan het restaurant in voor een kop koffie. 
  
Hoofdstuk 6: De thuisreis 

Onze vrienden laten nog op zich wachten. Dan zien we onze vrouwen tussen de andere mensen door binnenkomen. Zij komen ons ophalen. We zijn blij, dat we ze zien en bieden ze een kop koffie aan. Ik zelf vind, dat ik iets anders wel verdiend heb en samen met mijn medepelgrim gunnen we ons een lekker glas Belgisch bier. We treffen nog een paar kennissen, die ook naar Banneux zijn gekomen. Ze vragen meteen vol interrese hoe de reis is verlopen. Omdat we hier regelmatig komen, tref je er vaker de zelfde mensen en ontstaat er met deze een vrienschappelijke band. Ook zien we vaker leden van ons Bernadettekoor, die even naar Maria komen zoals wij. De koffie en het bier is op en we gaan weg.

Onze vrouwen willen uiteraard ook even bij Maria langs in de kapel en bij de bron. Samen gaan we nog even naar Maria om te bedanken voor deze zware maar mooie pelgrimstocht. We nemen afscheid van Maria en stappen in de auto, die ons langs de route, die we gelopen hebben, weer naar huis brengt. Veel van de terugweg maak ik niet mee want zogauw de auto rijdt, worden mijn ogen zwaar en al snel slaap ik.

Thuis aangekomen ga ik in bad en leg me even op bed. Het is al laat in de avond als ik wakker word en even naar beneden ga om te eten. Snel daarna vervolg ik mijn nachtrust. Die 60 km en een nacht van bijna geen slaap zorgen ervoor, dat ik nu wel goed slaap. 

Als ik een paar dagen daarna terugdenk aan deze tocht, krijg ik een goed gevoel over me heen en ben ik ervan overtuigd, dat Maria naar mijn gebeden heeft geluisterd. Ik zal krijgen,, wat ik gevraagd heb als dat goed voor me is. Maria weet beter wat goed voor me is dan ik zelf. Als het niet goed is, wat ik vraag, dan geeft ze me wat wel goed voor me is, ook al zie ik dat niet meteen. Ze is onze Moeder en een moeder wil haar kinderen alleen het beste geven. Dus dat krijgen we ook van Haar.  

Hoofdstuk 7: Gebeden tot Maria

Gebed tot de Maagd der Armen:

Heilige Maagd der Armen, leid ons naar Jezus, bron van genade
Heilige Maagd der Armen, red de volkeren
Heilige maagd der Armen, verlicht de zieken
Heilige Maagd der Armen, verlicht het lijden
Heilige Maagd der Armen, bid voor een ieder van ons
Heilige Maagd der Armen, wij geloven in U
Heilige maagd der Armen, geloof in ons
Heilige maagd der Armen, wij zullen veel bidden
Heilige Maagd der Armen, zegen ons
Heilige Maagd der Armen, Moeder van de Verlosser,
Moeder van God, wij danken U

Wees gegroet:

Wees gegroet Maria
Vol van genade
De Heer is met U
Gij zijt de gezegende onder de vrouwen
en gezegend is Jezus de vrucht van Uw schoot
Heilige Maria
Moeder van God
Bid voor ons zondaars
Nu en in het uur van onze dood
Amen
 
Dankgebed van Mgr. Kerkhofs:

Maria, Maagd der Armen, wees gezegend
En gezegend is Hij, die U naar ons liet komen.
Wat Gij altijd voor ons zijt geweest,
Dat blijft Gij en zult Gij blijven voor allen,
Die, zoals wij, ja nog beter dan wij,
In U geloven en tot U bidden.
Gij wilt voor ons geheel en al zijn,
zoals Gij U te Banneux hebt doen kennen,
de trouwe Dienstmaagd van de Heer,
de Moeder van de Verlosser, Moeder van God,
die ten nauwste met Zijn Heilwerk zijt verbonden,
de meedogende en liefdevolle Moeder,
die houdt van de armen, van alle mensen,
die zieken verlichting brengt
en het lijden van de mensheid komt verzachten,
die redding brengt voor enkeling en maatschappij,
de Koningin en Moeder van alle naties,
die gekomen zijt om allen,
die zich door U laten leiden, tot Jezus te brengen,
de ware en enige Bron van eeuwig leven,
Amen

Epiloog Banneux: Nog enkele woorden tot besluit

Deze voettocht en andere meerdaagse voettochten, die ik in het verleden gemaakt heb, hebben mij op het idee gebracht om eens een voetbedevaart naar Lourdes te maken. Die zal hopelijk ook nog eens plaatsvinden. De planning is in 2008. Als het 150 jaar is na de verschijningen van Lourdes. Verdere informatie kunt u bij mij krijgen via de e-mail op het volgende adres, j.g.jager@home.nl  
Ik hoop dat dit verhaal anderen inspireert om ook eens dit Heiligdom van Maria te bezoeken.

Kijk voor meer Mariaverschijningen op de homepage van mijn vriend Leo: https://www.marypages.com/?lang=nl