Pasen

31 maart 2024

De verrijzenis van Jezus is de hoogste waarheid van het christelijk geloof. Jezus is na zijn dood werkelijk verschenen aan z’n leerlingen en aan vele andere mensen, en dezen hebben doorverteld wat ze gezien hebben. Hun getuigenissen zijn dan opgeschreven in de geschriften van het Nieuwe Testament, zodat ook wij, tot op de dag van vandaag het relaas kunnen lezen van deze buitengewone gebeurtenis.

Het eerste waarmee de vrouwen, die Jezus’ lichaam op paasmorgen wilden gaan balsemen, geconfronteerd werden, was het lege graf. Ook Petrus en Johannes, die, door de vrouwen gealarmeerd, vlug komen kijken, stellen vast dat Jezus’ lichaam niet meer in het graf ligt. Zij zien enkel de zwachtels en doeken die rond Jezus’ lichaam gewikkeld waren. Het lege graf is op zich geen direct bewijs. Het lichaam van Jezus had gestolen kunnen geweest zijn.

Toch is de ontdekking van het lege graf voor de apostelen een eerste stap geweest naar de erkenning van het feit van de verrijzenis. De vrouwen, o.a. Maria Magdalena, Maria van Alfeüs, Salome e. a. geloofden het vlugst, dan de apostel Johannes, die, zo gauw hij het lege graf zag, begreep dat de afwezigheid van het lichaam van Jezus niet het resultaat van mensenwerk kon geweest zijn en dat Jezus niet eenvoudigweg teruggekeerd was tot een aards leven, zoals in het geval van Lazarus.

De apostelen zijn de verrijzenis van de Heer gaan verkondigen omdat ze de Heer gezien hebben na zijn verrijzenis. De verschijningen van Jezus zijn dan ook het grootste bewijs van zijn verrijzenis. Merkwaardig is wel dat Jezus het eerst verscheen aan diegenen, die vast waren blijven geloven in z’n verrijzenis, tegen alle hoop is: namelijk aan z’n moeder Maria, verder Maria Magdalena.

Het was als een beloning voor hun volhardend geloof in de verrijzenis, nog vóór dat zij de verrezen Heer zagen. Het laatst echter is Jezus op de avond van Pasen verschenen aan de 10 apostelen tegelijk (Thomas was afwezig en Judas was dood) en volgens het Evangelie maakte de Heer z’n apostelen een verwijt van hun hardnekkig ongeloof. Om zich te tonen in z’n verheerlijkt lichaam verlangt de Heer dus een groot geloof, ook als we niet zien met onze ogen. Hij zal trouwens tegen Thomas zeggen: “Zalig die niet zien, en toch geloven”. Zalig zijn wij, als wij ons leven lang blijven geloven dat de Heer verrezen is en werkelijk onder ons verblijft, ook als we Hem niet zien met de ogen van ons lichaam.

 

De steen bij het graf was weggerold

 

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus

Op de eerste dag van de week kwam Maria Magdalena vroeg in de morgen - het was nog donker - bij het graf en zag dat de steen van het graf was gerold. Zij liep snel naar Simon Petrus en naar de andere, de door Jezus beminde leerling en zei tot hen: "Ze hebben de Heer uit het graf genomen en wij weten niet waar ze Hem hebben neergelegd." Daarop gingen Petrus en de andere leerling op weg naar het graf. Ze liepen samen vlug voort, maar die andere leerling snelde Petrus vooruit en kwam het eerst bij het graf aan. Vooroverbukkend zag hij de zwachtels liggen, maar hij ging niet naar binnen. Simon Petrus die hem volgde kwam ook bij het graf en trad wel binnen. Hij zag dat de zwachtels er lagen, maar dat de zweetdoek die zijn hoofd had bedekt niet bij de zwachtels lag, maar ergens afzonderlijk opgerold op een andere plaats. Toen ging ook de andere leerling die het eerst bij het graf was aangekomen naar binnen; hij zag en geloofde want zij hadden nog niet begrepen hetgeen er geschreven stond, dat Hij namelijk uit de doden moest opstaan.

Johannes 20,1-9