Heilige Elisabeth van Hongarije

1207-1231

Feestdag: 19 november

Ook bekend als Elisabeth van Thüringen

Elisabeth is een Hongaarse prinses van koninklijken bloede. Zij was de derde en jongste dochter van de Hongaarse koning Andreas II en was geboren in het jaar 1207 te Sarospatak (Hongarije). Het vorstenpaar van Thüringen en Hessen zond in 1211 een gezantschap naar Hongarije om de hand van Elisabeth te vragen voor hun zoon, de kroonprins Lodewijk van Thüringen. Elisabeth komt al in haar vierde levensjaar naar Thüringen en wordt samen met de kinderen van de landgraven opgevoed op de Wartburg, de residentie nabij Eisenach. Reeds als jong meisje onderscheidde zij zich van de andere prinsen door haar vroomheid en haar bijzondere aandacht voor armen, zieken en gehandicapten. Elisabeth en Lodewijk trouwden in 1221, het jaar dat Lodewijk zijn vader opvolgde; zij was toen 14 jaar oud. Zij hadden een gelukkig huwelijk en gaven drie kinderen het leven: een zoon, Herman II, en twee dochters, Sophie en Gertrud.

Tijdens het verblijf van haar man, Lodewijk te Cremona in keizerlijke dienst, in 1226, werd geheel Duitsland getroffen door een zware hongersnood. Herhaaldelijk mislukte oogsten en tal van epidemieën troffen ook de landstreken van Elisabeth, Thüringen en Hessen vooral. Ziekte, honger en ondervoeding, armoede en ellende treffen het reeds vrij arme volk. Als gevolg van al de miserie vallen er duizenden dodelijke slachtoffers. Elisabeth, die als regentes regeert, neemt een aantal nooit geziene maatregelen. Ze roept de rijksgroten bijeen op de Wartburg en deelt hen haar plan mee. Zij besluit tot de organisatie en uitvoering van een grootscheepse hulpactie in geheel haar rijk. Daartoe put zij de nodige middelen uit de schatkist van het rijk, maar ook uit de persoonlijke bezittingen van de familie; zij verkoopt een aantal eigendommen en met de opbrengst laat zij in spoed een aantal hospitalen en verzorgingsinstellingen inrichten om de grootste noden van haar volk te lenigen. Overal laat zij gedurende vele maanden dagelijks brood en ander voedsel, maar ook kledij uitdelen. Haar man, bij zijn terugkeer uit Italië, stemt totaal in met haar besluit en ondersteunt haar.

Op weg naar de zesde kruistocht kreeg Lodewijk in 1227 de pest in Otranto in Italië en hij stierf aan deze ziekte. Na de dood van haar man werd zij door de Thüringse adel van haar bezittingen beroofd, waarop zij als weduwe recht had en bleef zij met 3 kinderen achter in een vijandige omgeving. Oorzaak hiervan was dat de adel met lede ogen moest toezien hoe zij al haar bezittingen besteedde aan hulp voor zieken en armen en als adellijke niet boven het volk bleef staan. Toen dan ook haar man gestorven was nam de adel wraak en zorgde dat de jongste broer van Lodewijk aan de macht kwam. Deze Hendrik Paspe stelde Elisabeth voor de keus ofwel de regels van de adel volgen, ofwel van alles ontdaan de Wartburg verlaten.

Eens toen zij op weg was naar de armen en zieken werd zij door Hendrik onderzocht of zij geld en brood bij zich had voor "het gepeupel". Toen zij de manden moest laten zien bleek dat al het geld en brood veranderd was in rode rozen. Zo mocht Elisabeth haar weg vervolgen. Het leven op het kasteel werd haar steeds zwaarder en ze was niet meer in staat te leven volgens de wetten van de adel. Daarop werd zij uit de adellijke stand gezet en moest zij de Wartburg verlaten. Elisabeth vluchtte naar haar oom, bisschop Eckbert van Bamberg. De eerste levensbeschrijvingen van Elisabeth hebben haar vertrek gedramatiseerd met het krachtige beeld van Hendrik, die Elisabeth met haar kleine kinderen in een koude winternacht van de Wartburg verjaagt. Samen met haar kinderen leed zij bittere armoede. 

In 1228 nam zij de sluier van de zusters van de Derde Orde van St. Franciscus aan, en ontving, door tussenkomst van Koenrad van Marburg een grote som geld en bezittingen in de omtrek van Marburg. Zij stelde al haar haar inzet en hulp ten dienste van de armen, zieken en melaatsen. Ofschoon ze reeds een zwakke gezondheid had liet zij in de buurt van Marburg een ziekenhuis bouwen. Voor zichzelf had zij genoeg aan een armzalig lemen huisje. Op 17 november 1231 stierf zij, slechts 24 jaar oud. Haar relieken rusten in de kerk van de H. Elisabeth te Marburg: haar hoofd in de St. Elisabethkerk van Wenen. In het jaar 1235 werd zij door paus Gregorius IX heilig verklaard. Zij is ook de patrones van de Derde Orde van St. Franciscus.

Elisabeth is - samen met Lodewijk de Heilige - een van de twee patronen van de Franciscaanse Leken Orde, al is zij zelf daar nooit lid van geweest. Ze is ook patrones van: Hongarije, naastenliefde, liefdadige instellingen, zieken, vervolgden, bedelaars, zwervers, weduwen, wezen, kantklossers en andere maaksters van 'fraaie handwerken', bakkers, noodlijdenden. Haar roem was in die korte tijd over heel Europa bekend geraakt. Vele instellingen (begijnhoven, klinieken en opvangtehuizen, geestelijke congregaties) namen haar als patrones, zo ook in Herentals. 
In 1956, het jaar van de Russische inval in Hongarije, startte in Casteren een Elisabeth-bedevaart die nu niet veel belangstellenden meer trekt. De kerk van Venray beschikt over een 16e-eeuws beeld van de heilige. Weerspreuk: "Sint Elisabeth doet verstaan hoe het de winter zal vergaan".

Rijmpje voor Elizabeth

Elizabeth, de rozen geuren,
De hemelrozen in uw schoot,
Ten troost van allen die hier treuren
In ziekte en armoe, pijn en nood.
Laat ook mijn hart als rozen blinken
Voor elk die hier de moed laat zinken.

Weerspreuk(en)
19 november

'Sinte Elisabeth doet ons verstaen,
hoe de winter zal verghaen.'

'Sankt Elisabeth sagt an,
was der Winter für ein Mann.'
[Aan Elisabeth kun je zien
hoe de winter wordt misschien]